Een zure/dure les voor ondernemers
Karel Van Eetvelt | De kijk van Karel
“Mama, gaat die meneer dan naar onze televisie kijken?”, vragen mijn kinderen bedroefd nadat de deurwaarder onze beeldbuis op de inbeslagnamelijst zette. Een faillissement kom je te boven, maar een gebroken moederhart heelt verschrikkelijk moeilijk.
Het raakt me telkens opnieuw. Ondernemers die me hun verhaal delen. Zoals deze moeder die met haar man jaren geleden de stap durfde wagen naar een eigen zaak. Ze stoppen hun eigen centen en vooral ook hun hart en ziel in het project waarin ze geloven. Het gaat een tijdje goed, maar als bedrijf waar alles draait om persoonlijke contacten, feilloze service en maatwerk is het moeilijk opboksen tegen de onpersoonlijke, prijsdrukkers of alternatieven op het internet.
Tot op een dag dan het onvermijdelijke volgt. Het koppel beslist om de boeken neer te leggen. Een zwarte dag, een droom die aan diggelen valt. Na de emotionele klop, volgt de financiële. Tegemoet komen aan de schuldeisers. Toestellen, materiaal, producten, alles wat met het bedrijf te maken heeft stuk voor stuk verkopen. Maar het ergste moest nog komen. Plots bleken ook de koelkast, wasmachine en televisie volgens de beslagrechter tot het bedrijf te behoren. Als het op belastingen of regeltjes aankomt, dan maakt de wetgever met plezier een onderscheid tussen de persoon en de onderneming. Twee keer langs de kassa passeren, is meer rendabel, weet u. Maar bij een faillissement valt dat onderscheid blijkbaar volledig weg. Alles deed het koppel om hun privé-eigendommen te vrijwaren van inbeslagname. Tevergeefs.
Het koppel leerde een harde les voor zichzelf en voor alle andere ondernemers. Aan, boven of onder je zaak wonen, is een risico. Privébordjes of niet aan de deuren, de deuren gaan open. Wat er te zien is, maakt deel uit van de onderneming. Als ondernemer zet je de maatschappelijke zetel dus maar beter niet op je thuisadres. Hou ook alle facturen nauwgezet bij. Een Visa-uittreksel vermeldt het bedrag van de aankoop, maar niet wat je hebt gekocht. Vraag dus maar bij elke aankoop een bewijs van wat je hebt gekocht. Betaal je een kinderzeteltje met cash, vraag dan een getailleerd betalingsbewijs. Leen je meubels van je ouders, dan leg je dit maar beter vast in een officieel contract. Alle privébezittingen moet je kunnen bewijzen. Alsof je de wasmachine voor professionele doeleinden gebruikt. Waar zijn we mee bezig?
Weet u trouwens wat het grappige is aan dit verhaal, zij het dan zeer cynisch? Het koppel heeft de curator nu een voorstel gedaan om al hun privéspullen – die ze dus al eens betaald hadden – terug te kopen. Ze leven op dit moment op hoop dat de curator met hun voorstel akkoord gaat. Zodat ze opnieuw hun was kunnen doen, kunnen zitten in hun eigen zetel, hun kinderen net als hun vriendjes naar televisie kunnen kijken…
De verhalen raken me niet alleen, ik word er echt kwaad over. Kwaad omdat zoiets mogelijk is. Omdat mensen die al hun spaarcenten in een bedrijf stopten en bovendien jarenlang mensen een job gaven niet alleen alles kwijt zijn, maar zich ook nog eens over zulke zaken moeten bekommeren. Omdat politici en de maatschappij nog altijd te weinig respect tonen voor wie onderneemt. Omdat gefailleerden in ons land nog te veel beschouwd worden als mislukkelingen en ze quasi in alles ontmoedigd of belemmerd worden om opnieuw te beginnen. Ik word er kwaad over, maar de verhalen motiveren me alleen nog maar meer om te blijven ijveren voor een beter ondernemersklimaat, voor meer respect.
(verschenen in De Standaard op 25 augustus 2014)